zaterdag 16 november 2013

Informatie over de Gewone Zeester

De gewone Zeester

De wetenschappelijke naam van de gewone zeester is Asterias rubens (Linnaeus, 1758). Hij kan zo’n 10 tot 30 cm groot worden en heeft veel kleur variaties: meestal geelbruin, soms roodbruin, roze of paars. De onderkant is meestal crème kleurig. Ook hebben ze witte stekels.

Systematische indeling
De zeester hoort bij de Eumetazoa omdat het orgaandieren zijn. Eumetazoa kan je onderverdelen in Radita en Bilateria. Zeesterren zijn wel een uitzondering, want ze zijn radiaal symmetrisch maar als larve zijn ze wel tweezijdig symmetrisch, ze behoren dus tot de Bilateria. Dan kun je de Bilateria weer onderverdelen in Protostomia en Deutrostomia, de Stekelhuidigen (waaronder dus de zeesterren) behoren tot de Deutrostomia omdat bij de ontwikkeling uit het embryo zich een spijsverteringskanaal met twee openingen vormt. De eerste opening wordt de anus en de tweede de mond.
De gewone zeester behoort tot de klasse van Astroidea. Dit is omdat ze een stervormig en buigzaam lichaam hebben.

Habitat & niche
Ze leven zowel op een steenachtige bodem als zandbodem. Verspreidingen: ze komen langs de gehele Noordzeekust voor. Ze zitten ook veel in het Grevelingen meer en de Ooster- en Westerschelde.
Zeesterren behoren tot het benthos, dat wil zeggen ze leven op de bodem van de zee. De gewone zeester komt het meeste voor op rots-slik-en zandgronden.

Levenscyclus
De voortplanting vindt plaats in het voorjaar of in de vroege zomer. Er is onderscheid in geslacht, dus er is, anders dan bij de meeste zeedieren, zowel een mannetje als een vrouwtje nodig voor de paring. De zeesterren zoeken een plek dat wat hoger gelegen is en gaan dan op de punten van hun armen staan. Dit doen ze om zo ver mogelijk van de bodem te komen en zo de eicellen of spermacellen uit de geslachtsopeningen in de oksels zo goed mogelijk in het langsstromende water af te staan. In het water vindt de bevruchting plaats. Nadat er de geslachtscellen zijn versmolten ontstaat er een larve, de Bipinnaria. Die ontwikkelen zich verder in Brachiolaria larven. Deze vrij zwemmende laven lijken totaal niet op een zeester. Ze zijn erg klein en doorzichtig en hebben rare uitsteeksels. Na enige tijd veranderen ze in hele kleine zeesterren.

Voeding
De meeste zeesterren eten vooral mosselen. Wanneer de zeester een mossel eet, plooit het dier zich over de schelp met de opening van de schelp naar binnen gericht. Daarna wordt er een grote trekkracht uitgeoefend door de zuigvoetjes, waardoor de schelp stukje bij beetje wordt geopend. Als de schelp eenmaal open is laat de zeester de maag in de opening zakken de mossel wordt dan meteen verteerd. Door de verteringsenzymen worden de sluitspieren aangetast. Daarna trekt de zeester de maag weer naar binnen met de inhoud.

Vijanden
Als zeesterren nog niet volgroeid zijn wil het nog wel eens voorkomen dat een vogel of kreeft een zeester naar binnen werkt. Maar er zijn weinig dieren die het wagen een volwassen zeester op te eten. Soms eten grote vissen of zonnesterren er nog wel eens een één, maar de zeester staat niet op het dagelijkse menu van een bepaald soort zeedier.
Een grote bijvangst van de mosselvissers zijn zeesterren. Maar deze zeesterren worden er tussen uit gehaald, dus de mens is ook niet echt een vijand van de gewone zeester.


Bronvermelding:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten